Artikelen Ds C.J. van den Boogert
Jeruzalem, dat ik bemin (1)
Een verblijfsimpressie
Kaballat Sjabbat
Ter voorbereiding op het vertrek van ds. Aart Brons en zijn vrouw Tineke naar Israël verbleef ik, samen met nog enkele vertegenwoordigers van het Centrum voor Israël Studies, een weekje in Jeruzalem. Het had voor mij iets van thuiskomen. Dat gevoel werd versterkt door het moment van aankomst op vrijdagmiddag of beter gezegd, tegen het einde van de zesde dag. Men telt in Israël immers de dagen. Vlak voor Erev Sjabbat, de vooravond van de Sjabbat. Dat is de enige dag die in de Bijbel een naam heeft gekregen. Blijkbaar is op die dag alles toegespitst. Je telt er als het ware vol verwachting naar toe. Mijn wens was om Kabbalat Sjabbat, de ontvangst van de Sjabbat, mee te kunnen maken in de gastvrije orthodoxe Jedidja synagoge in Jeruzalem. Het was nog even spannend of het zou lukken, want mijn vlucht van Amsterdam naar Tel Aviv vertrok met een uur vertraging. Bij aankomst op Ben Goerion Airport, verliep alles gelukkig heel vlot en konden we gelijk in de auto stappen richting Sion.
Precies op tijd. Mincha, het middaggebed, was net ten einde. De dienst op Erev Sjabbat werd net ingezet. Snel een gebedenboek gepakt en de vrede van de Sjabbat omgeeft ons. Het ritme, de structuur van de Joodse week, uitlopend op Kabbalat Sjabbat, is een van de dingen die ik het meest mis sinds mijn terugkeer in Nederland. Om het te beleven heb je de gelovige Joodse gemeenschap nodig. De opmaat tot de viering van de Sjabbat wordt gevormd door zes Psalmen, zes, overeenkomstig de zes dagen van de week die aan de Sjabbat voorafgaan. Daarvan worden de eerste, Psalm 95: ‘Komt, laat ons jubelen voor de HERE’ (gevolgd door Psalm 96-99) en de laatste, Psalm 29 die eindigt met de woorden: ‘de HERE zal zijn volk zegenen met vrede’, staande gesproken. Koningspsalmen, de Sjabbat begint met het zoeken van Gods Koninkrijk en zijn gerechtigheid. Dat is echt thuiskomen.
Nu ja, de Sjabbat begint, maar zij moet nog wel binnenkomen. Dat gebeurt met het lied Lecha Dodie, Kom mijn vriend. De melodie van het door de zestiende eeuwse mysticus Salomo Alkabets uit Safed in het Noorden van Israël geschreven lied klinkt al op. In het lied wordt de Sjabbat als een persoon, als een bruid, voorgesteld. De gemeente van Israël, treedt haar als een bruidegom tegemoet. We nemen de woorden van het na elk couplet gezongen refrein op de lippen:
‘Kom mijn vriend, de bruid tegemoet,
brengen wij de Sjabbat onze welkomstgroet’
en laten ons meenemen door de woorden van de eerste strofe:
‘Houd je aan de Sjabbat en denk steeds aan de Sjabbat,
liet de enige God ons horen — in één galm;
de Eeuwige die Eén is en wiens Naam EEN is,
Hem tot roem, lof en sieraad’.
(Sjamor, het eerste hebreeuwse woord van het Sjabbat-gebod in de tien geboden, zoals die in Deuteronomium 5: 12 voorkomen, in vertaling: ‘Hou je aan de Sjabbat’. Zachor is het eerste woord van het Sjabbat-gebod zoals het in Exodus 20: 8 staat, in vertaling: ‘Denk steeds aan de Sjabbat’. Volgens een overlevering in de talmoed (Rosj Hasjana 27a en Sjawoeót 20b) zouden deze twee verschillende uitdrukkingen door God op de Sinaj in één klank uitgesproken zijn.)
Bij de laatste strofe:
‘Kom in vrede, kroon van uw echtvriend!
Ja, in vreugde en blijdschap
Temidden van de getrouwen van Gods eigen volk.
Kom bruid! Kom bruid!’
staan we allen op en wenden ons naar de ingang van de synagoge en laten de bruid, de Koningin Sjabbat, binnentreden.
Het gebed, waarmee de Sjabbat begroet wordt, eindigt met twee Psalmen, met Psalm 92: ‘Een Psalm. Een lied voor de sabbatdag’ en 93: ‘De HERE is Koning. Met majesteit heeft Hij Zich bekleed.’
Het Kaddisj, het gebed van de rouwenden, wordt uitgesproken en afgesloten met de woorden:
‘Moge Hij die overal aanwezig is, u troosten
temidden van hen die treuren om Tsion en Jeroesjalajim.’
De dienst spoedt zich naar het einde. Het is een gemeente waar mooi en meeslepend gezongen wordt. De voorzanger zet de zegenspreuk in die voorafgaat aan het Sjema, het belangrijkste gebed, dat het karakter draagt van een belijdenis: ‘Prijst de Eeuwige die te prijzen is!’ en de gemeente stemt in met de woorden: ‘Geprezen de Eeuwige die te prijzen is, voortdurend en altijd.’ Dan klinken de woorden uit Deut. 6:4: ‘Hoor Israël, de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is EEN.’
Als de gebeden zijn uitgesproken, volgt een korte preek. De preek is gebaseerd op de Parasja van de week, het gedeelte uit de Thora dat op deze Sjabbat in de hoofddienst gelezen zal worden. Het is Parasja Sjoftiem, Deuteronomium 16:18-21:19. Dit Bijbelgedeelte begint met de voorschriften voor een rechtvaardige rechtspraak. Degene die de preek uitspreekt laat zich leiden door de aangrijpende woorden uit vers 20 van Deut. 16:
‘Gij zult alleen gerechtigheid najagen
opdat gij moogt leven en het land bezitten,
dat de HERE, uw God, u geven zal.’
Het thema gerechtigheid past wel bij deze gemeente. Er wordt gepoogd de ander tot zijn recht te laten komen. Zo is de ruimte waarin men samenkomt, waar naar het voorschrift van een orthodoxe gemeente mannen en vrouwen gescheiden zitten, voor mannen en vrouwen even groot. Men benadrukt hiermee heel bewust de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Grote aandacht is besteed aan de toegankelijkheid van de synagoge voor gehandicapten. Ook zij moeten tot hun recht kunnen komen. En men sluit zich niet af voor de Palestijnse naaste. Men gaat de vraag naar een rechtvaardige wijze van samenleven van Jood en Palestijn niet uit de weg.
De dienst wordt beëindigd en het ‘Sjabbat Sjalom’ klinkt ons toe.
Erev Sjabbat bij een Joods gezin
Gastvrijheid. Het staat centraal bij de sjabbatmaaltijd op Erev Sjabbat. We worden uitgenodigd bij gezinnen van de synagoge om aan de sjabbatmaaltijd deel te nemen. Samen met Aart en Tineke Brons volg ik onze gastheer. Al wandelend komt de vraag bij me boven: Hoe zal het zijn? Zullen de voorbereiding zorgvuldig getroffen zijn? Zal de gastvrouw de kaarsen tere ere van de Sjabbat ontstoken hebben? Tenminste twee, wegens de twee geboden: ‘Gedenk de Sjabbat’ (Ex. 20:8) en ‘Houd de Sjabbat’ (Deut. 5:12). En zullen alle voorbereidingen getroffen zijn, de maaltijd bereid, de tafel feestelijk gedekt, zodat de goede engel gelijk krijgt? Want, zo vertelt de traditie, twee engelen begeleiden ons van de synagoge naar huis, een goede en een boze. Als dan bij thuiskomst de kaarsen branden en de tafel is gedekt, zal de goede engel zeggen: ‘Moge het de volgende Sjabbat weer zo zijn.’ De boze engel moet dan antwoorden: ‘Amen’. Maar als er aan dat alles geen aandacht is besteed, dan zal de boze engel zeggen: ‘Moge het de volgende Sjabbat weer zo zijn. De goede engel moet hem dan bijvallend zeggen: ‘Amen’.
Gelukkig, alles is piekfijn in orde. Dikwijls worden de engelen begroet met het lied ‘Wees welkom, dienende engelen’ dat wordt afgesloten met twee psalmverzen, die het motief van het lied aangeven:
‘want Hij zal aangaande u zijn engelen gebieden,
dat ze u behoeden op al uw wegen’ (Ps. 91:11),
en
‘De HERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren
van nu aan tot in eeuwigheid.’ (Ps. 121:8)
Aansluitend zingen de gezinsleden Spreuken 31, het lied op de degelijke huisvrouw.
De vrouw met haar in het oog springende gaven wordt in het zonnetje gezet.
Indrukwekkend is ook het moment dat de kinderen gezegend worden. De jongens met de woorden: ‘dat zij worden zoals Efraïm en Manasse’ (Gen. 48:28). De meisjes met de woorden: ‘dat zij worden zoals Sara, Rebecca, Rachel en Lea.’
De hechtheid van het gezinsleven wordt benadrukt; de liefde van de ouders voor hun kinderen wordt onderstreept door hen onder Gods hoede te plaatsen; de vrouw wordt lof toegezwaaid.
We worden door de gastheer aan tafel genodigd.
Nu vindt Kiddoesj plaats, de wijding van de Sjabbat met een zegen over de wijn. De beker wijn wordt in de rechterhand genomen en men zegt, eerst zacht: ‘Het werd avond en het werd ochtend’, en dan luid: ‘de zesde dag. Voltooid waren hemel en aarde en al wat er bij hoorde. Op de zevende dag had God Zijn werk, dat Hij gemaakt had, voltooid en Hij hield de zevende dag op met al het werk dat Hij gemaakt had. God zegende de zevende dag en maakt hem tot iets bijzonders, omdat God toen was opgehouden met al zijn werk dat Hij als schepper gemaakt had.’ (Gen. 2:1-3).
Dan volgt de zegen over de wijn: ‘Geprezen, U, Eeuwige, onze God, Koning der wereld, schepper van de vrucht van de wijnstok’, en de lofprijzing op de Sjabbat. De wijn wordt nu gedronken.
Op tafel liggen twee gevlochten broden, challes. Ze herinneren aan het dubbele portie manna dat het volk Israël in de woestijn op vrijdag ontving. Nadat water over de handen is gegoten, worden de beide challes opgeheven en wordt de zegenspreuk erover uitgesproken: Geprezen, U, Eeuwige, onze God, Koning der wereld, die het brood uit de aarde doet opkomen.’
Het brood wordt gebroken en in zout gedoopt. Zout, symbool van duurzaamheid en onvergankelijkheid (Num. 18:19), dat gebuikt werd bij de offers, toen de tempel nog in Jeruzalem stond. De tafel waaraan we de maaltijd gebruiken, is dus gewijd, zoals vroeger het altaar.
De maaltijd kan beginnen.
Het wordt een gezellige maaltijd met heel open gesprekken. Er wordt gesproken over het eigene van Jodendom en Christendom. Het probleem van de secularisatie en de ontkerkelijking komt aan de orde. Ook in Israël speelt dat. Gevraagd wordt hoe wij met die problematiek omgaan en hoe we jongeren bij de kerk betrokken houden. Het werk dat Aart Brons in Israël zal gaan doen krijgt aandacht. Dat over al die dingen in een open sfeer van gedachten kan worden gewisseld is verrassend en bemoedigend. Natuurlijk komen ook de spanningen die er in het land zijn langs. Het was de tijd dat aan de grens met Egypte door Israëlische soldaten Egyptische soldaten zijn gedood. Heftig was de discussie over de vraag of en in hoeverre daarover aan Egypte excuus moet worden aangeboden. De avond vloog om, contacten werden gelegd en aan het slot werden bundels rondgedeeld met Zemierot, gezangen voor de Sjabbatavond. Dit gebruik is ontstaan in de 16e eeuw onder invloed van de kabbalisten. In veel van de liederen wordt het goede dat God aan de mens geeft bezongen.
We nemen afscheid van de gastheer en gastvrouw en maken een Sjabbatswandeling naar de plek waar we logeren. We hebben onderdak gevonden vlak bij de Oude Stad, naast de Sionsberg. Daar, waar volgens de traditie het huis van Kajafas heeft gestaan, de plek waar Jezus gevangen gezeten heeft en waar Petrus de Heiland verloochend heeft. Daar logeren we.
Om er te komen moeten we het Hinnomdal oversteken. In het Grieks gehenna, waar het woord hel van afgeleid is. Verlaten we misschien daarmee de beschuttende rust van de Sjabbat die we de afgelopen uren ervaren hebben? In ieder geval worden we met onze neus op de feiten gedruk, dat we in een land van tegenstellingen verblijven. Hier raken de Joodse en de Palestijnse werkelijkheid elkaar. De drie monotheïstische godsdiensten, Jodendom, Christendom en Islam, zijn daar tastbaar aanwezig.
De Sjabbatmorgen wenkt. Wat zal die brengen? Op het programma staat het bijwonen van een dienst van een Messiasbelijdende gemeente. Een nieuwe ervaring. Maar daarover een volgende keer.
Jeruzalem dat ik bemin (2)
Een verblijfsimpressie
In het vorige nummer van Vrede over Israël gaf ik een impressie van mijn verblijf in Jeruzalem, samen met nog enkele vertegenwoordigers van het Centrum voor Israëlstudies, ter voorbereiding op de uizending van ds. Aart Brons naar Israël. Hier het vervolg.
Sjabbatmorgen
Sjabbat in Jeruzalem is een aparte ervaring. Aan Joodse zijde is het rustig in de stad. Er rijden, zeker in de ochtend, nauwelijks auto’s. De mannen, en in mindere mate de vrouwen, begeven zich wandelend naar een van de synagogen in de stadswijk waar zij wonen. Bezochten wij op Erev Sjabbat, de vooravond van de Sjabbat (voor ons de vrijdagavond) een orthodox Joodse gemeente, nu wandelen we aan enige synagogen voorbij. Op het programma staat het bijwonen van een dienst van een Messiasbelijdende gemeente.
Welke gemeente zal het worden? Er is keuze genoeg in Jeruzalem. Keuze uit gemeenten die een heel verschillend karakter dragen. Maar hoe verschillend ook, het overgrote deel van de leden van deze gemeenten heeft twee dingen gemeenschappelijk: 1) ze hebben een Joodse afkomst; 2) ze geloven in Jezus Christus. Deze twee kenmerken bepalen hun identiteit.
Toch blijft het verwarrend. De samenkomsten van Messiasbelijdende gemeenten worden druk bezocht door niet-Joden en deze gelovigen uit de volken sluiten zich, als ze voor langere tijd in Israël verblijven, dikwijls bij zo’n gemeente aan.
Het verschil in karakter van de gemeenten heeft een aantal redenen:
- De oorsprong van een gemeente. De Evangelische, Lutherse, Anglicaanse, Calvinistische oorsprong is in de liturgie dikwijls nog duidelijk te proeven.
- De bewuste keuze om dicht tegen de kerken uit de volken aan te willen leunen.
- De principiële keuze om afstand te nemen van de traditionele kerken en om zo een eigen traditie op te bouwen, waarbij de Joodse achtergrond toonaangevend is.
Het speelt allemaal mee.
Wij kiezen voor het bezoek aan een gemeente die zich duidelijk bij de Joodse synagogale traditie heeft aangesloten: Ro’eh Yisrael (Herder van Israël). Bij de stichting in 1972 had deze gemeente een andere naam, Netivyah (Weg van de HEER). Nadat de gemeente zich in 1993 meer verzelfstandigde ten opzichte van de traditionele kerken heeft men voor de naam ‘Herder van Israël’ gekozen.
In de samenkomsten volgt men de liturgie van de synagoge, maakt men gebruik van het Joodse gebedenboek, de Siddoer, en wordt er uit een Thora-rol gelezen. De verwantschap met de dienst in een orthodoxe synagoge valt direct op. Zo wordt dezelfde Parasja gelezen, het gedeelte van de Thora dat op deze Sjabbat aan de beurt is. Ook hier gaat het dus, evenals de avond er voor, over ‘recht en gerechtigheid’ vanuit Deuteronomium 16:18-21:19.
Toch is er een verschil. In aansluiting op de Thora-lezing en op de Profetenlezing uit Jesaja 51 wordt een bijpassend gedeelte uit het Evangelie gelezen. De keuze is gevallen op Johannes 8:1-11, de overspelige vrouw. Het is een gedeelte waarin het ‘recht’ met voeten getreden wordt. Een gedeelte waarin verteld wordt, dat Jezus in de tempel gezeten is en leert.
Joseph Shulam, die al jarenlang in deze gemeente voorgaat en aan de wieg ervan gestaan heeft, hield de preek. Hij is de schrijver van een paar boeiende Schriftverklaringen op Handelingen, Romeinen en Galaten, waarin hij de Joodse achtergronden van het Nieuwe Testament benadrukt en hij tevens de Rabbijnse traditie bij zijn uitleg betrekt. Uit zijn preek bleef vooral één uitspraak bij mij hangen. ‘Jezus’, zo benadrukte hij, ‘is de Messias en we mogen Hem als onze Verlosser erkennen en belijden, maar dan moeten we ook echt discipel of leerling van Hem willen zijn. Geloof in Jezus en gehoorzaamheid aan Hem behoren onlosmakelijk bij elkaar.’
De voertaal in zo’n dienst is Ivriet. Als je de Hebreeuwse taal machtig bent kun je de vaste gebeden en de Thora-lezing volgen. Voor de gasten is er altijd wel iemand in de buurt die in het Engels aanwijzingen geeft. De preek wordt zelfs geheel in het Engels vertaald. Door al dat soort zaken gaat het in zo’n dienst voor ons gevoel wat rommeliger toe dan in de strak gestructureerde samenkomsten bij ons in Nederland. Ook in dat opzicht hebben de diensten van een Messiaanse gemeente veel weg van diensten in een gewone synagoge.
Na afloop is er altijd een gezellig samenzijn waar onder het genot van koffie en thee over de dienst kan worden nagepraat en doorgaans ook wat gegeten kan worden. Al met al een dienst die de hele ochtend in beslag neemt, maar die wel een grote indruk achterlaat.
Een gastvrij onthaal
De Sjabbatdag bleef in het kader staan van de Messiasbelijdende gemeenschap. In de loop van de middag werden we namelijk zeer gastvrij ontvangen bij een echtpaar uit de gemeente waar we de dienst hadden bijgewoond. De gastheer had ons bij hem thuis uitgenodigd voor een lezing.
Op boeiende wijze vertelde hij over de oorsprong en de geschiedenis van de huidige Jezus als Messias belijdende gemeenschap. Deze is eigenlijk nog maar jong. De oorsprong van de beweging ligt aan het begin van de 20ste eeuw. Daarvoor maakten Joden die in Jezus geloofden deel uit van de kerken, men assimileerde, want met het specifiek Joodse eigene hadden andere christenen dikwijls moeite. Toen het zelfbewustzijn groeide, is men zich steeds meer gaan emanciperen. Eigen aan dit proces is dat men het Jood-zijn is gaan benadrukken. Men noemt zich doorgaans niet meer een christen of een Hebreeuwse christen, maar een Messiaanse of een Jezus als Messias belijdende Jood. In Israël is men in 1948, na het uitroepen van de Staat, heel klein begonnen. Nu zijn er ongeveer 100 gemeenten over het gehele land verspreid met in totaal tussen de 6000 en 15.000 leden. Het juiste aantal is om verschillende redenen moeilijk vast te stellen, omdat:
- gemeenten dikwijls veel niet-Joodse leden hebben;
- er ook in Israël Joodse gelovigen zijn die zich bewust bij een traditionele kerk aangesloten hebben;
- er ook gelovigen zijn die niet openlijk voor hun geloof in Jezus uitkomen en met de synagoge verbonden blijven.
Het was een uitermate leerzame middag. Aan het slot gaf de gastheer ons als Messiasbelijdende Jood een zeer opmerkelijk advies. Hij benadrukte: blijf als christenen uit de volken vooral in gesprek met het Jodendom. Door het gesprek komt er bij het Jodendom meer kennis van het Christendom en worden de beelden die men van elkaar heeft gezuiverd.
Na een heerlijk Sjabbatsmaal houdt hij met ons Havdala, de afsluiting van de Sjabbat. Want ja, het is inmiddels donker geworden, zaterdagavond, de Sjabbat is ten einde. We voelen ons daardoor een beetje in niemandsland. Voor de Joden is de Sjabbat voorbij en voor ons christenen is de Zondag nog niet begonnen. Een echte botsing van de Joodse en de christelijke cultuur.